Hoofdstuk 1 - Het ontwaken van een vreemd soort
De kleine lantaarn schommelde zachtjes heen en weer. Soms maakte hij geluid, telkens als de zachte wind hem tegen de stok stootte waaraan hij hing. Dan hoorde je altijd een zacht"gejuich". De lantaarn zou op dit moment van de dag niet opvallen als hij niet af en toe voelbaar was. Omdat het overdag natuurlijk altijd uit was. Het werd slechts af en toe 's nachts verlicht. Meestal werd het echter gewoon vergeten. En toen ze weer een zacht geluid maakte, wist je dat ze er was.
De zon was vanmiddag heet.
De vijf tot zeven huizen in het kleine, gezellig ogende dorp waren wit geverfd. Het was de beste remedie tegen deze constante hitte. Ze hadden ook helemaal geen echte daken, maar in plaats daarvan een zeildoek van wit linnen. Ze lieten overdag voldoende lucht binnen en 's nachts sneden ze de kou af. Ze boden ook een goede bescherming tegen het zand dat door de nachtelijke stormen werd weggevoerd van het nabijgelegen duin.
Er gebeurde hier niet veel. Het was hier nooit echt druk. Zeer zelden gebeurde er iets spannends. En meestal, wanneer het zo heet was als nu, bleven de bewoners gewoon thuis en gingen ze hun gang.
Een jonge jongen was echter niet onder de indruk van de hitte. Hij was vastbesloten om midden op het kleine dorpsplein te gaan staan, als je het zo wilt noemen, en keek geïnteresseerd om zich heen. Hij droeg een wit gewaad en op zijn hoofd droeg hij een witte doek, die werd vastgehouden door een zwart lint. De jongen moet een jaar of veertien of vijftien zijn geweest. In zijn hand hield hij een kromme stok, waarmee hij voorzichtig door het gebied zwaaide.
Plots dacht hij dat hij een geluid hoorde. Hij draaide zich hectisch om - maar niets. Er was niets en niemand achter hem. Heel voorzichtig deed hij een stap naar voren, toen nog een en nog een.
Toen klonk de kleine lantaarn, zachtjes zwaaiend in de wind, vastgebonden aan een stok. De jongen kromp weer ineen en rende toen nog een paar passen naar voren. Toen stopte hij en hield zijn adem in. Hij spande zich in om in de omgeving te luisteren. Het was stil. Alleen de zachte, stille wind blies.
Plots kwamen er twee kleine meisjes van ongeveer dezelfde leeftijd als de jongen achter een van de huizen vandaan. In een flits omcirkelden ze de jongen. Ze giechelden blij terwijl ze hem bij de armen vasthielden, zodat hij niet echt kon bewegen.
' We hebben je,' zei een meisje. 'Nu is uw spel afgelopen, meneer Blixton.'
' Je kunt je maar beter meteen overgeven', vroeg het andere meisje aan de jongen.
Volledig buiten adem legde de jongen vrijwillig zijn handen op zijn rug terwijl de meisjes de stok van hem afnamen. Daarna sleepten ze hem naar een kleine, witte schuur naast een van de huizen.
' Ik wist dat je me zou vinden,' zei de jongen. 'Nu je me hebt betrapt, hoe moet mijn straf er nu uitzien.'
" Zwijg!", Vroeg een meisje boos. “Ga op die kruk zitten en zwijg.” Ze duwde de jongen op een kruk en blinddoekte hem.