1
Lentewind in de Vesting
De eerste zonnestralen piepten tussen de gordijnen door en vielen op het slapende gezicht van Abby-May Morris. Ze wist niet meer of ze door het zonlicht was gewekt of door de kerkklok, die tien slagen over de Naardense vestingstad liet gaan, waar zij nu woonde.
Slaperig duwde ze het slaapkamerraam wat verder open. Een groep kraaien vloog het gebruikelijke rondje om de kerk. Abby-May nestelde zich nog even onder de dekens om te genieten van het uitzicht. Haar uitzicht en haar stad, zo voelde dat. De kraaien vlogen nu ineens in tegengestelde richting rond de toren, er leek geen enkele logica in te zitten. Toch leken ze mee te vliegen op het ritme van het klassieke deuntje dat al even slaperig uit de wekkerradio klonk. Terwijl ze nog wat na lag te doezelen, vroeg ze zich plotseling af welke vogel eigenlijk de leiding had. Welke vogel de vorm en de volgorde van de vlucht bepaalde. Maar ze wuifde deze gedachte als te simpel weg. Een snelle handbeweging hinderde haar bij het opstaan en vertrouwde lippen kusten haar hals.
‘Lekker geslapen?’ vroeg de krakende stem.
‘Ja, heerlijk.’
Ze ontworstelde zich aan de greep, stapte uit bed en zette de pianomuziek wat harder. Ze liep naar de badkamer, die een eenheid vormde met de slaapkamer.
‘Ik heb zin in jou, kom je niet nog even bij me liggen?’
‘Nee, ik ga zo.’
‘Zie ik je vanmiddag nog?’
‘Kijk maar hoe jouw dag verloopt. Oké?’
‘Is goed.’
‘Goedemorgen, dertigjarig meisje, dit wordt jouw jaar, 2009 wordt echt mijn jaar,’ zei ze blij tegen haar spiegelbeeld, terwijl ze zich uitkleedde.
Ze besloot haar wilde rode krullenbos te laten voor wat die was, en geen make-up op te doen. Even douchen, jurkje aan en klaar. Tijd om te gaan. Ze liep naar het bed, boog zich over het slaperige gezicht en drukte een kus op de zachte wang, die een smakkend geluid door de kamer liet galmen.
‘Trek jij straks de deur goed achter je dicht als je weggaat?’
‘Zal ik doen, geniet van de dag!’
Iets voorzichtiger dan gewoonlijk liep ze de steile trap af, die ze als een minpunt was gaan beschouwen sinds ze een maand geleden van boven naar beneden was gestuiterd. Snel liep ze de woonkamer in, op zoek naar haar spullen. Haar digitale leven rustte in haar handpalm. Haar telefoon, die als eeuwige begeleider haar leven tot in de puntjes organiseerde. Ze sprak het apparaat toe: ‘Je mag met me mee, maar ik zet je wel op stil.’
De woonkamer lag er nog hetzelfde bij als de avond van het feest.
‘Wat een troep! Maar wat was het gezellig gisterenavond. Zeker mijn leukste verjaardagsfeest ooit.’
De lege flessen champagne stonden nog demonstratief uitgestald op de eettafel.
‘Laat het maar een puinhoop zijn in huis. Vandaag is het mijn dag. Misschien heb ik vanmiddag zin om op te ruimen en anders morgen.’
Ze pakte haar spullen, een flesje water uit de koelkast en propte een picknickkleed in haar tas. Onderaan de trap riep ze nog ‘kus!’, maar de krakende stem gaf geen respons.
Ze trok de voordeur achter zich dicht en ontweek met een snelle beweging de fiets van de buurman.
‘Goedemorgen, Abby-May!’ riep hij terwijl hij een armbeweging maakte die voor ‘sorry’ door moest gaan. Ze zwaaide hem na.
‘Goedemorgen, Paul.’ Diep snoof ze de buitenlucht op en keek om zich heen.
‘Wat woon ik toch in een mooie stad. Het ademt één en al historie, romantiek en karakter uit,’ dacht ze. ‘Een soort museum waar de tijd qua stijl was stil blijven staan. De levensgrote gedichten op de muren van de vestinghuisjes gaven haar altijd een gevoel van stille betovering. Alleen jammer dat de vestingbewoners hun tijd ver vooruit waren.’
Paard en wagen hadden plaatsgemaakt voor SUV’s en snelle sportauto’s die zich door de kleine straatjes manoeuvreerden en hun sporen achterlieten op de zijspiegels van haar auto.
Even bij de ba