Het nieuwe ontwaken
Het geluid van de wind maakte me wakker. Of was het het geluid van de zee? Ik kon het niet met zekerheid zeggen.
In ieder geval leek het alsof ik net geboren was. Wat een vreemde gedachte.
Toen begon de hoofdpijn zo hevig dat ik dacht dat mijn hersenen zouden exploderen.
Ik kreunde en opende in een reflex mijn ogen. Onmiddellijk stak een extra scherpe pijn door mijn iris, veroorzaakt door het felle licht dat me omringde.
Ik sloot onmiddellijk mijn ogen weer, maar de golven van pijn bleven.
Ik voelde tranen over mijn wangen lopen. Ik probeerde ze weg te vegen, maar kon mijn handen en armen geen millimeter bewegen.
"Was ik verlamd?"
De gedachte duwde de pijn even naar de achterkant van mijn hoofd.
"Behalve dat!"
Nee, dat kon het niet zijn. Langzaam, heel langzaam, rezen de eerste flarden van de herinnering naar de oppervlakte van mijn bewustzijn.
"Fractal-temporal time capsule: bestaat uit een massa nanobots die de donkere materie van de kosmos aanboren om een energie-subruimte te creëren die een cross-dimensionaal tijdpad opent."
Dan de volgende gedachte:"TALAH, bewaker van de Sterrenweg."
"Majenna," schoot me plotseling te binnen. Waar was Majenna?
Er was iets misgegaan. Ze was gewoon in het niets verdwenen.
Maar één ding was zeker, ik zat niet meer in de fractal-temporale tijdscapsule; dat doodskistachtige monster dat volledig uit nanieten bestond.
Ik huiverde achteraf nog als ik eraan dacht er echt in geklommen te zijn.
Maar er zat niets anders op.
De handlangers van de Neensziss, die zichzelf pompeus 'Bewakers van de Sterren' noemden, hadden Majenna en mij bijna overweldigd.
Langzaam werd mijn geest helder.
Ik werd steeds kalmer.
Mijn gedachten, nu de herinnering aan de afgelopen uren zich had genesteld, concentreerden zich op het hier en nu. Voorzichtig opende ik mijn ogen weer, deze keer alleen genoeg om mijn directe omgeving redelijk helder te zien door de spleetjes in mijn ogen.
Ik lag ongetwijfeld op een witte bank.
Ik zag mijn armen uitgestrekt naar links en rechts, maar ik kon ze niet bewegen.
Toen zag ik ze, twee Neensziss. Ze hadden vreemde transparante structuren op hun hoornige insectenschedels die rond hun ogen kromden en in verschillende kleuren oplichtten.
Toen ik wat beter keek, zag ik hoe hun lichaamscontouren lichtjes flikkerden en op de een of andere manier steeds van consistentie veranderden.
Het was me meteen duidelijk dat ze waarschijnlijk twee holografische beelden waren en niet fysiek aanwezig.
Ze leken met elkaar te praten, hoewel ik geen hoorbare uitspraken hoorde.
Maar de mondbewegingen waren er wel. De kamer leek verder helemaal leeg.
Toen ik in een reflex mijn hoofd opzij draaide, merkten ze mijn ontwaken op.
Dat